Het Hooggerechtshof staat op het punt uitspraak te doen in een zaak met verstrekkende gevolgen voor het presidentiële gezag: de vraag of Donald Trump legaal troepen van de Nationale Garde kan inzetten tegen binnenlandse demonstranten. De zaak, Trump v. Illinois, kwam voort uit een klein protest buiten een immigratiefaciliteit in Broadview, Illinois, waar demonstranten tussen enkele tientallen en 200 mensen telden. Trump probeerde de Nationale Garde te gebruiken om de protesten te onderdrukken, maar lagere rechtbanken blokkeerden deze stap.
De centrale vraag gaat niet alleen over dit specifieke protest, maar over de bredere macht van het presidentschap om de reacties op burgerlijke onrust te militariseren. De aanvankelijke scepsis van het Hof, gesignaleerd in een bevel van 29 oktober, suggereert dat dit de agressieve juridische argumenten van Trump misschien niet goedkeurt. In plaats daarvan hebben de rechters zich onverwachts op een technisch punt geconcentreerd: de betekenis van ‘reguliere strijdkrachten’ in een federale wet die de inzet van troepen regelt.
De onverwachte verschuiving in focus
De regering-Trump voerde aanvankelijk aan dat de president de absolute bevoegdheid heeft om de Nationale Garde in te zetten in situaties die zij noodzakelijk acht. Het Hof negeerde deze beweringen echter en eiste opheldering over de vraag of ‘reguliere strijdkrachten’ verwijzen naar het staande Amerikaanse leger (leger, mariniers, enz.) in plaats van naar civiele wetshandhaving.
Deze verschuiving suggereert dat de rechters misschien aarzelen om Trump ongecontroleerde macht te verlenen. Als met ‘reguliere strijdkrachten’ het staande leger wordt bedoeld, zou Trump eerst moeten proberen het leger of de mariniers in te zetten voordat hij de Nationale Garde inzet. Dit zou verdere juridische vragen oproepen over de inzet van federale troepen op Amerikaans grondgebied.
Historische context en de Posse Comitatus Act
Het debat over ‘reguliere strijdkrachten’ raakt aan eeuwenoude zorgen over de militarisering van de binnenlandse wetshandhaving. De opstellers van de Grondwet waren bang voor een staand leger en gaven de voorkeur aan staatsmilities. In de loop van de tijd evolueerde dit naar de moderne Nationale Garde, bedoeld als een secundaire strijdmacht onder staatscontrole.
De Posse Comitatus Act, die dateert uit 1878, verbiedt over het algemeen de inzet van het leger voor binnenlandse wetshandhaving. Er bestaat een uitzondering op grond van de Insurrection Act, die de president toestaat troepen in te zetten om rebellie of huiselijk geweld te onderdrukken, maar alleen onder strikte voorwaarden.
De Opstandwet en mogelijke juridische strijd
De regering-Trump zou kunnen proberen een beroep te doen op de Insurrection Act als het Hof zich daar in Illinois tegen uitspreekt. Het ministerie van Justitie heeft deze wet historisch gezien echter eng geïnterpreteerd, waarbij een duidelijk en aanwezig gevaar van wijdverbreid geweld of een volledige ineenstorting van het staatsgezag vereist is voordat federale troepen kunnen ingrijpen.
De demonstranten in Broadview hebben deze drempel niet bereikt, maar een agressievere interpretatie door de regering-Trump of een meegaand Hooggerechtshof zou daar verandering in kunnen brengen.
Wat dit betekent voor de toekomst
De beslissing van het Hof zal de kwestie van het presidentiële gezag over binnenlandse onrust waarschijnlijk vertragen in plaats van oplossen. Zelfs als Trump in Illinois verliest, kan hij nog steeds proberen troepen in te zetten op grond van de Insurrection Act, of een toekomstige zaak zoeken om de grenzen van zijn macht op de proef te stellen.
De belangrijkste conclusie is dat het Hof aangeeft dat het de beweringen van Trump niet zomaar zal onderschrijven. De rechters dwingen hem wellicht tot een voorzichtiger aanpak, althans voorlopig. De gevolgen op de lange termijn blijven echter onzeker. De beslissing van het Hooggerechtshof zal een precedent scheppen voor de manier waarop de federale regering reageert op burgerlijke onrust, en voor de vraag of het leger een routinematig instrument zal worden voor het onderdrukken van afwijkende meningen.







































